East Until My Feet Get Wet |
Categories
Belgium (1)
Bio (4) Finland (1) Germany (8) Mongolia (6) Nederlandstalig (11) Photos (8) Planning (6) Poland (8) Post-trip (4) Russian Federation (10) Slovakia (1) the Netherlands (1) Travel-related fiction (2)
Recent Entries
* Warsaw and Kazimierz Dolny
* Reuzengebergte * An apology to English speakers * Mass hysteria * Short trip to Warsaw * Summer in Siberia * Happy christmas your arse * *insert title here* * The rest of my life * Mongolië * Oelaan Bataar * Vergane glorie * Novosibirsk - Irkoetsk - Oelan Oede * Op een onbewoond eiland * Russisch voor beginners * Op naar Siberië * Sweet dreams * Hopen geraamtes * Polen #1 * Duitsland
Archives
|
April 16, 2005Reuzengebergte
Een woordje uitleg voor ik aan het verhaal begin Dit is een verhaal dat ik heb geschreven voor de verhalenwedstrijd van Fantasy Realm. De gebruikers van het forum mochten stemmen en ik werd twaalfde van vijftien verhalen. Geen groot succes dus. De meeste commentaar die ik erop gekregen heb is eigenlijk wel terecht, vooral dan het feit dat de personages nogal zwart-wit zijn. En dan nu het verhaal zelf ... Reuzengebergte Hoewel ze van zonlicht houden, wagen elfen zich overdag nog maar zelden buiten. Als ze zich niet voor de mensen zouden verbergen, zou hen waarschijnlijk hetzelfde lot beschoren zijn als de vele andere door de mensen uitgeroeide wezens. Tibándríel Można wist dit heel goed, maar met haar negenennegentig jaar was ze nog maar een kind, en jonge elfen zijn nu eenmaal van nature nieuwsgierig en niet altijd even gehoorzaam. Tibi was een buitengewoon nieuwsgierige en eigenzinnige elf. Haar overgrootmoeder, de wijze Sąráel, had haar vaak de droeve geschiedenis van de draken verteld. Zij waren door Moeder Natuur uitverkoren om voor alle dieren te zorgen, en het evenwicht op aarde in stand te houden. De draken hadden medelijden gehad met de mensen. Die waren immers vrijwel kaal, ze hadden geen schubben of schild en enkel haar op een paar plekken van hun miezerige lichaam. Ze waren niet goed bestand tegen de meeste weersomstandigheden, en ook hun klauwen en tanden stelden zeer weinig voor. Daarom hadden de draken hen het vuur gegeven, zodat ze zich konden verwarmen en roofdieren op afstand houden. In plaats van dankbaar te zijn, hadden de mensen de draken één voor één uitgemoord. Toch geloofde Tibi niet dat alle mensen zo slecht waren als er verteld werd. Er leefde hier in het Reuzengebergte sinds enkele jaren een mensengeest, die weliswaar zeer eenzaam en verbitterd was, maar zeker niet boosaardig. Wanneer de mensen zich in de bergen waagden als de paden bevroren waren en de lucht gevuld met mist, en de elfen hen betoverden met hun lokzangen en magische kleurenpracht, hen steeds verder weg van de wandelpaden meevoerend tot ze verloren liepen, vielen, en overleden aan hun verwondingen of doodvroren, voelde de zachtaardige Tibi diep medelijden, vooral voor de mensenjongen, die even speels zijn als elfenkinderen. Gisteren waren er een heel bijzondere man en zijn kinderen aangekomen. Tibi kon haar nieuwsgierigheid echt niet bedwingen, al was ze zich bewust van de risico’s van overdag naar buiten gaan. Ze vloog zo hoog mogelijk terwijl ze hen gadesloeg, zodat de mensen haar voor een insect zouden houden. Ze genoot van de zonnestralen die haar huid streelden, en van de geuren en kleuren die op deze zonnige zomerdag zoveel sterker waren dan ze gewend was. “Een elfje! Papa, kijk, ik zie een elfje!” riep de vijfjarige Wannes opgewonden. Met zijn drieën wandelden ze over de schaars begroeide maar niet compleet kale bergkam. De kleurencombinatie van verschillende groen- en geeltinten en rosbruin zorgde voor een speciale, ietwat onecht aandoende sfeer. De begroeiing bestond naast mos en stug gras voornamelijk uit heideplanten en minuscule dennenboompjes. Ze wandelden in stilte, Wannes aan Jaspers hand, Tijl een paar meter voor hen, tot Wannes een nieuw wonder ontdekte. Ze namen de voorlaatste stoeltjeslift terug naar Szklarska Poręba, waar ze in een gezellig klein pensionnetje logeerden. De kinderen fantaseerden enthousiast over het speelgoedstadje dat beneden hen lag, maar Jasper keek nog even achterom naar boven. Daar zag hij een vrouw staan, donkerblonde haren wapperend in de wind, die griezelig veel op zijn overleden vrouw leek. En vreemd genoeg droeg deze vrouw een afgewassen blauwe jeans en een zwarte fleece-trui, net als Ines op de dag dat hij haar lichaam gevonden had, al dood maar nog warm, een leeg doosje slaappillen naast haar op de grond. Hij had haar nog vergeefs proberen te reanimeren, maar volgens de dokter was het toen hij binnenkwam toch al te laat geweest om haar nog te redden. De vrouw zwaaide naar iemand in de stoeltjeslift, en Jasper meende haar nog te zien glimlachen (hoewel ze ondertussen te ver weg waren om zoiets te kunnen onderscheiden) voor ze zich omdraaide en schijnbaar in het niets opging. Hij drukte zijn zoontjes dicht tegen zich aan, maar ondanks hun nabijheid voelde hij zich plots verschrikkelijk alleen. Tibi had hen de hele dag gadegeslagen. De kleinste had haar gezien, maar ze had instinctief aangevoeld dat hij geen gevaar voor haar betekende, ook niet als ze dichterbij gekomen zou zijn. En oh, wat had ze dat graag gedaan, wat zou ze die vreemde mensenkinderen eens graag van dichtbij bestuderen. Toen ze in die vreemde, lawaaierige mensenmachine terug afdaalden naar de vreemde, gevaarlijke mensenwereld in de bossen waar de elfen gewoond hadden voor ze voor hun eigen veiligheid genoodzaakt waren geweest zich terug te trekken hoger in de bergen, vloog ze snel terug naar huis, voor het zou beginnen schemeren en de andere elfen wakker zouden worden en haar afwezigheid zouden opmerken. Voor Tijl en Wannes was er geen groter festijn denkbaar dan pizza met cola. Daar mocht voor Wannes wel geen prik in zitten, dus eer Jasper klaar was met roeren tot de cola voor zijn jongste zoon aanvaardbaar was en aan zijn pizza al funghi kon beginnen, waren de jongens al bijna klaar met eten. Terwijl hij at luisterde hij naar hun verhalen. “Tibándríel Można, je hebt de Raad der Wijzen diep teleurgesteld. Je jonge leeftijd kan geen excuus zijn voor het in gevaar brengen van de gehele elfheid.” Tibi zocht tussen de honderden elfen die haar aankeken vanuit de raadzaal en van op de balkons wanhopig naar een begrijpend gezicht, maar zelfs haar ouders keken afkeurend. De hele ruimte rook sterk naar rottende bladeren. Dat was geen goed teken. Je kunt de emoties van elfen immers ruiken, als ze goed gemutst zijn ruiken ze naar frisse lentebloemen, als ze kwaad of droevig zijn zoals nu naar de herfst. Tibi’s afwezigheid was niet onopgemerkt voorbij gegaan. Haar harteloze halfbroer Morandrûl was wakker geworden, had de slaapplaats naast hem leeg gevonden en was meteen naar de Wakers gevlogen. Toen ze terugkwam was de hel losgebarsten, helemaal toen ze moest toegeven dat een mensenjong haar gezien had. Elfen kunnen nu eenmaal niet liegen, dat is een gave waar enkel mensen en trollen over beschikken. Toen Jasper het balkon opstapte om een sigaret te roken, zat Ines hem op te wachten. Ze zat op de grond met haar armen om haar opgetrokken benen geslagen. Ze droeg de kleren waarin ze gestorven was, en keek hem aan met een twinkeling in haar grijsgroene ogen en rond haar mond de mysterieuze glimlach waar Jasper toen ze elkaar pas kenden knikkende knieën van gekregen had, maar die hem later soms had doen afvragen of ze iets te verbergen had. Hij keek haar doordringend aan terwijl hij zijn sigaret aanstak, zijn uiterste best doende om niet met zijn ogen te knipperen, want uit ervaring wist hij dat haar beeld dan plots weer weg kon zijn. Hij was er aanvankelijk ook van overtuigd dat ze bij de eerste rook die hij zou uitblazen mee in rook zou opgaan. Maar dat gebeurde niet, dus bleef hij naar haar staren. Het was Ines die uiteindelijk de stilte verbrak. Tibi voelde haar hart ineenkrimpen toen de deur van haar cel met een doffe klap achter haar dichtsloeg. Ze was zwaar gestraft voor haar onverstandige vergrijp. De volgende 31 jaar, tot ze meerderjarig werd, zou ze overdag in deze cel opgesloten zitten, zodat ze niet weer zichzelf en het voortbestaan van de hele elfheid in gevaar kon brengen. Ook ’s nachts zou ze enkel nog met speciale toestemming en als ze goed studeerde naar buiten mogen. Dat was helemaal niet eerlijk, vond ze. Ze was ongehoorzaam geweest, haar verstand wist dat ze belangrijke wetten overtreden had, maar haar gevoel vertelde haar nog steeds dat deze mensen niet slecht waren, en dat ze om de één of andere reden een positieve bijdrage aan de geschiedenis van de elfen zouden kunnen leveren. Dat laatste was eerst een vaag, onbestemd gevoel geweest, maar nu was het heel sterk verbonden met het jongste mensenkind. Plots wist ze dat ze hem moest zien, zo snel mogelijk. Ze kon hier niet blijven zitten. Ze wreef met haar handen over de randen van haar cel, keek door het raam naar de sterren. Ze moest naar buiten, maar het raam was amper groter dan haar vuist, daar paste ze nooit door. Ze wreef met haar handen over de randen van het raam, sloot haar ogen en riep het beeld van het mensenkind op, tot ze hem niet alleen kon zien maar ook horen en ruiken. Zijn springerige donkerblonde piekhaar, zijn schrille maar vriendelijke stem, de kuiltjes in zijn wangen als hij lachte, de geur van mensenzweet en appelsap, de moedervlek op zijn linkeroorlel. Ze concentreerde zich volkomen op hem en het belang van een ontsnapping uit de elfenburcht. Ze maakte een zacht zoemend geluid, tot het voelde alsof haar binnenste in brand stond. Uiteindelijk bereikte ze haar doel. De wanden waarover ze wreef veranderden langzaam van densiteit en ze werden zacht als boter. Ze vergrootte de opening en wurmde zich erdoor. Toen ze eenmaal buiten was, ging er een geweldige energiestoot door haar heen. De tranen stroomden nu over zijn gezicht. Hij proefde de zoute smaak wanneer ze op zijn lippen vielen. Ines huilde niet, maar ze keek zo triest dat hij pijn voor twee voelde. Hij kon niet naar haar blijven kijken. Toen hij van haar weg keek zag hij hoog in de bergen een lichtflits in een onbeschrijflijk mooie kleur, die zowel op roze als op groen leek, als vuurwerk zonder geluid. Toen voelde hij een hand op zijn schouder. Haar hand. Hij draaide zich naar haar om. Er liep nu ook een traan over haar wang. De mensengeest en haar man letten niet op Tibi toen ze door de open deur naar binnen vloog. Binnen deed Wannes de slaapkamerdeur voor haar open, alsof hij haar verwacht had. De twee jongens keken het elfje verbaasd aan. Tibi was een beetje bang, van dichtbij waren ze toch wel heel groot, maar ze deden haar geen kwaad. Ze begon voor hen te zingen, ze luisterden en keken ademloos toe. Uiteindelijk vielen ze alle twee in slaap, dicht tegen elkaar, met hun armen om elkaar heen geslagen, zoals elfenkinderen. Ze strooide dromenpoeder over hen uit, en landde op de oorlel van de kleinste. Ines verbrak de omhelzing, en herhaalde: “Blijf bij me. Blijf altijd bij me.” Hij knipperde met zijn ogen, een honderdste van een seconde maar, en ze was voorgoed verdwenen. Tibi vloog al uren rond over het stadje. Ze had gedaan wat haar gevoel haar ingaf, en ze dacht nog steeds dat dat het juiste was, maar ze wist nu ook dat ze niet naar huis terug kon keren. En ze had geen flauw idee waar ze dan heen moest. Het werd al licht, ze moest snel iets bedenken. Uit een open raam hoorde ze muziek. De eenvoudige mensenmuziek stelde niet veel voor tegenover elfengezang, maar toch werd ze er door aangetrokken. Ze vloog met ingehouden adem het raam binnen. Ze had muzikanten verwacht, maar zag enkel een doos waar de muziek uit kwam. In het bed lag een dikke stinkende man luid te snurken. Misschien zaten de muzikanten in de doos, maar dan konden ze niet veel groter zijn dan een elf. Ze bestudeerde het ding minutenlang, maar ze vond geen ingang. Maar als ze kon uitbreken, kon ze ook inbreken, dus ze besloot dezelfde truc te proberen. Het laatste wat ze voelde, was een energiestoot die honderd keer sterker was dan degene die ze na haar ontsnapping gevoeld had. Jasper, Tijl en Wannes zaten aan het ontbijt. Ze dronken koffie, melk en fruitsap, en aten brood met kaas of confituur, spiegeleieren en smakelijke Poolse worstjes. Jasper had die nacht niet geslapen. Hij had veel gehuild en al zijn sigaretten opgerookt. Vlak voor het ochtendgloren had hij sirenes gehoord en een gloed gezien aan de andere kant van het stadje. De kokkin van het pension had hem zo juist in gebroken Duits verteld dat er ergens een kortsluiting was geweest, en dat een man die lag te slapen niet meer uit de brand gered had kunnen worden. Hij voelde zich verdoofd. Maar nu hij naar zijn kinderen keek, wist hij heel zeker dat hij de juiste beslissing genomen had. Hij was eigenlijk best gelukkig, meestal. Hij miste Ines enorm, er zou altijd een gat in zijn hart zijn, maar ze moesten met z’n drieën verder, en al wat hij kon doen, was er het beste van maken. Comments
|
Email this page
|